woensdag 12 maart 2014

Louis Couperus, De stille kracht

Louis Couperus, De stille kracht

Een klassieker, een geweldig literair werk en een echte must in iedere Nederlandse boekenkast. De stille kracht is een mystiek verhaal dat een kijkje geeft in het leven van een resident ten tijden van de Nederlandse overheersing in de Indische archipel. Het verhaal beschrijft het leven van Otto van Oudijck, resident in Laboewangi op het eiland Java. Hij woont samen met zijn vrouw Léonie. Zij bedriegt hem met Theo, Otto's zoon uit zijn eerste huwelijk, en met  Addy, de vriend van de dochter van Léonie en Otto. Ondertussen vinden er in Laboewangi onverklaarbare gebeurtenissen plaats. Tijdens een 'tafeldans' waarmee geesten worden opgeroepen wordt onheil voorspelt en ook zien verschillende personages in het boek 'de witte hadji'. Als resident van Oudijck na een feest een regent ontslaat, de pasar malam (Indonesische avondmarkt) op verkeerde datum laat plaatsvinden en een waterput laat plaatsen zonder een offermaal te geven, waarschuwt de inlandse bevolking voor de komst van kwade geesten. Léonie denkt dat de gebeurtenissen plaatsvinden als straf voor haar relatie met Theo. Ze wordt steeds banger en op een dag wordt ze in de badkamer bespat met bloed. Léonie verbreekt haar relatie met zowel Theo als Addy en vertrekt naar Europa. Ook de kinderen van de resident gaan het huis uit en als het personeel weglucht blijft Otto van Oudijck alleen achter in zijn huis. Hij begint ook te geloven in de stille kracht. Het boek eindigt wanneer de witte hadji grijnst, omdat de stille kracht sterker is gebleken dan de resident.

De stille kracht is duidelijk fictie, maar achter het mystieke verhaal zit een waarheidsgetrouwe beschrijving van het leven van een resident op Java. Vooral van de relatie tussen de Nederlanders en de Indiërs komt duidelijk naar voren in het boek. Zowel de relatie tussen de Nederlandse en inheemse bevolking als de relatie tussen de plaatselijke Nederlandse bestuurders en de Indische regenten wordt beschreven. In het boek negeert resident van Oudijck de inheemse gebruiken en wordt daarvoor gestraft. Dit is een verwijzing naar het verdwijnen van de mengcultuur in Nederlands-Indië. Deze mengcultuur was ontstaan toen de Nederlandse mannen, voornamelijk militairen, relaties aangingen met Indonesische vrouwen en kinderen van gemengd bloed kregen. Vanaf 1892 kregen deze kinderen, op voorwaarde dat ze door hun vader waren erkend, de Nederlandse nationaliteit. Dit zorgde ervoor dat ze zich bij de Europese bovenlaag mochten voegen. Door deze gelijkstelling kregen de Indo-Europeanen meer rechten dan de inlandse bevolking. Zo kregen ze betere banen en een voorkeurspositie als het ging om de invulling van functies voor de Nederlandse overheid. Na de Atjeh-oorlog en de invoering van de Agrarische wet en de Suikerwet in 1870 veranderde er veel in de onderlinge relaties. Door de nieuwe wetten werd particuliere exploitatie van de kolonie mogelijk. Deze openstelling van de kolonie zorgde ervoor dat er tussen 1880 en 1900 steeds meer Nederlanders naar Nederlands-Indië vertrokken om te kunnen profiteren van de kolonie. Ook de verbetering van het transport draagde hier aan bij. De kolonisten liepen met hun kennis steeds verder voor op de lokale bevolking. Europa ontwikkelde had zich namelijk sterk ontwikkeld. Een gevolg was dat de nieuwe immigranten uit Nederland zich minder aanpasten aan de lokale bevolking. Een van de oorzaken van het onstaan van de Indo-Europese bevolkingsgroep was het tekort aan vrouwen van Europese afkomst. Nu er met de nieuwe immigrantenstroom uit Nederland ook meer vrouwen naar Nederlands-Indië gingen de kolonisten zich steeds meer onderscheiden van de autochtone bevolking. De mengcultuur werd door deze twee oorzaken steeds verder naar de achtergrond gedreven. De blanken leefden steeds meer gescheiden van de inheemsen. De cultuur van de bovenlaag van de Indische bevolking werd dan ook steeds sterker Europees van aard.

Louis Couprus heeft De stille kracht in geschreven toen hij in 1899 eerst bij zijn broer en daarna bij zijn zus op Java bezocht. De familie van Couperus had sterke banden met Nederlands-Indië. Zo was zijn vader lid van de Raad van Justitie in Padang en bekleedde deze positie in 1846 in Batavia. In 1850 werd hij raadsheer van het Hoge Gerechtshof in Batavia. De moeder van Couperus had tevens een band met Indië. Haar vader, de grootvader van Couperus, was namelijk waarnemend gouveneur-generaal. Door deze banden en de indrukken die hij opdeed bij zijn broer en zus heeft Couperus inspiratie kunnen opdoen voor De stille kracht. 

Couperus beschrijft het Nederlands-Indië zoals hij het kende in detail. Hij weet de spanning goed op te bouwen en de beschrijving van de stille kracht is gedetailleerd, maar toch mysterieus. De schrijfstijl spreekt me erg aan, alhoewel ik even moest doorzetten om door het begin heen te komen. Eenmaal in het verhaal verweven, wil je weten hoe de personages zich ontwikkelen en hoe de stille kracht tot uiting komt. Toch is De stille kracht meer dan een goed literair werk. Het boek is vooral een vereeuwiging van de vaderlandse geschiedenis. 


Samenvatting
Het verhaal van de stille kracht speelt zich af in Laboewangi op het eiland Java. Otto van Oudijck is daar resident. Hij woont samen met zijn tweede vrouw Léonie. Zij bedriegt hem met Theo, zijn zoon uit zijn eerste huwelijk en met Addy de Luce, een jongen van Solose afkomst. Addy is een echte veleider en heeft niet alleen een affaire met Léonie, maar ook met Doddy, de dochter van Otto en Léonie.Na een feest onstlaat de resident een regent wegens openbaar dronkenschap. Dit zorgt voor veel ongeloof bij de lokale bevolking. Daarna negeert de resident verschillende lokale gebruiken. Zo laat hij de pasar malam (een indonesische avondmarkt) op een verkeerde datum plaatsvinden en laat hij een nieuwe waterput bouwen zonder een offermaal te geven. De inlandse bevolking waarschuwt voor de komst kwade geesten wanneer als de resident de gebruiken negeert, maar de resident ziet er de ernst van niet in.Ondertussen ontvangt de residentt anomieme brieven waarin wordt gesproken over Léonie en de verhoudingen die zij heeft. Otto gelooft niet in deze verhalen. In de brieven staat ook informatie over de onbekende zoon van Otto, si-Oudijck. Hij zou op een kampng wonen. Otto wil zijn zoon niet erkennen, omdat de moeder een huishoudster is waar Otto ooit een verhouding mee heeft gehad. Otto besluit de brieven aan Léonie te laten lezen. Zij wordt er bang van en snapt niet hoe de geruchten naar buiten zijn gekomen. Om de kwade geesten en de bevolking gerust te stemmen, vraagt Léonie aan Otto om in te stemmen met de inlandse gebruiken en alsnog een sedeka (een offermaal) te organiseren voor de nieuwe waterput. Otto stemt er niet mee in. Dan vinden er weer onverklaarbare gebeurtenissen plaats. Léonie en Theo horen herhaadelijk het gehuil van kleine kinderen en er wordt een steen in het huis van Otto en Léonie gegooid. Ook Doddy en Addy worden tijdens een wandeling met stenen bekogeld.Léonie denkt dat de onverklaarbare gebeurentissen het gevolg zijn van haar verhouding met Theo en wordt steeds banger. Ze vindt het eng om in het donker alleen te zijn en wil zo snel mogelijk bij Theo weg om vroeg thuis te zijn, zodat ze zich kan baden. Haar ontmoeting met Theo blijkt echter langer te duren dan verwacht en ze moet baden in het donker. Als ze klaar is en zich wil afdrogen, wordt ze vanuit alle hoeken van de badkamer bespat met bloed. Léonie is vreselijk bang, maar wil niet dat Otto weet wat er gebeurd is. Ze gaat bij kenissen logeren in Soerabaia. Doddy gaat bij de familie de Luce wonen en ook Theo en het personeel van de resident vertrekken. Otto blijft alleen achter.De resident blijft nuchter onder de omstandigheden en laat de zaak rond de badkamer onderzoeken. De badkamer wordt afgebroken, het huis wordt schoongemaakt en Otto gaat met de reeds ontslagen resident praten. Hierna lijkt de stille kracht verdwenen. Léonie keert terug naar Otto, maar blijft bang. Ze beëindigt haar relatie met Theo, omdat ze nog steeds van mening is dat hun affaire de oorzaak van de stille kracht is. Léonie blijft omgaan met Addy, dit maakt zowel Theo als Doddy erg jaloers. Léonie is op haar beurt jaloers op Doddy en is nog steeds zenuwachtig en bang. Ze wil naar Parijs vertrekken. Ze vraagt Addy met haar mee te gaan, maar hij weigert. Otto ziet dat Addy en Léonie samen zijn, daarom verzint Léonie dat Addy vraagt om hij met Doddy mag trouwen. Otto stemt er mee in, maar wantrouwt Léonie. Ze scheiden en Léonie vertrekt alleen naar Parijs.Ondertussen begint Otto ook te geloven in de stille kracht. Hij ontdekt van de brieven afkomen van zijn buitenechtelijke zoon. Om het geheim in stand te houden geeft hij si-Oudijck geld.Eva en Onno Eldersma vertrekken naar Europa. Eva wil voor haar vertrek afscheid nemen van Otto. Ze praten over de stille kracht en Otto erkent het bestaan ervan. Ze zien een groep hadji’s en achter hen grijnst een grote witte hadji, omdat de stille kracht sterker is gebleken dan de resident.

Praktische opdracht

De relatie van Louis Couperus met Nederlands-Indië

Louis Couperus wordt beschouwd als een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers. Hij werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag en overleed op 16 juli 1923 in De Steeg.Zijn familie had sterke banden met Nederlands-Indië. Zo was zijn vader lid van de Raad van Justitie in Padang en bekleedde deze positie in 1846 in Batavia. In 1850 werd hij raadsheer van het Hoge Gerechtshof in Batavia. De moeder van Couperus had tevens een band met Indië. Haar vader, de grootvader van Couperus, was namelijk waarnemend gouverneur-generaal.

In 1872 vertrok Couperus voor het eerst in zijn leven naar Indië. Het gezin vestigde zich in Batavia. Louis Couperus woonde hier zes jaar, daarna vertrok het gezin weer naar Nederland. In 1899 bezocht Couperus voor de tweede keer de kolonie. Hij verbleef eerst een paar weken bij zijn broer die assistent-resident was op Java. Vier maanden later vertrok hij naar zijn zus en zwager, de resident van Passoeroean. Tijdens deze reis schreef hij De stille kracht. Door de familiebanden en de jaren waarin hij tijdens zijn jeugd in Indië verbleef, wist Couperus al veel van het leven in de kolonie. Hij baseerde het boek dan ook gedeeltelijk op zijn jeugdherinneringen en het residentiehuis van zijn zwager.

Hoewel het boek fictie is, komt de relatie tussen de Nederlanders en de Indiërs duidelijk naar voren. In het boek worden verscheidene Indische gebruiken beschreven die zowel de Nederlandse bevolking als de plaatselijke Nederlandse bestuurders negeren. Ook de relatie tussen de regenten en de residenten staat centraal. 

De stille kracht

Het verhaal van de stille kracht speelt zich af in Laboewangi op het eiland Java. Otto van Oudijck is daar resident. Hij woont samen met zijn tweede vrouw Léonie. Zij bedriegt hem met Theo, zijn zoon uit zijn eerste huwelijk en met Addy de Luce, een jongen van Solose afkomst. Addy is een echte verleider en heeft niet alleen een affaire met Léonie, maar ook met Doddy, de dochter van Otto en Léonie. Ondertussen vinden er in Laboewangi onverklaarbare gebeurtenissen plaats. Als secretaris Onno Eldersma en zijn vrouw Eva een etentje organiseren, besluiten ze daarna een ‘tafeldans’ te doen. Ze proberen geesten op te roepen die door middel van de tafel met hen kunnen communiceren. De tafel voorspelt onheil. De inwoners van Laboewangi schrijven dit toe aan ‘de stille kracht’. Resident van Oudijck gelooft hier niet in. Ondertussen zien verschillende personages in het boek ‘de witte hadji’ (de belichaming van De stille kracht).

Na een feest ontslaat de resident een regent wegens openbaar dronkenschap. Dit zorgt voor veel ongeloof bij de lokale bevolking. Daarna negeert de resident verschillende lokale gebruiken. Zo laat hij de pasar malam (een Indonesische avondmarkt) op een verkeerde datum plaatsvinden en laat hij een nieuwe waterput plaatsen zonder een offermaal te geven. De inlandse bevolking waarschuwt voor de komst kwade geesten wanneer als de resident de gebruiken negeert, maar de resident ziet er de ernst van niet in.

Ondertussen ontvangt de resident anonieme brieven waarin wordt gesproken over Léonie en de verhoudingen die zij heeft. Otto gelooft niet in deze verhalen. In de brieven staat ook informatie over de onbekende zoon van Otto, si-Oudijck. Hij zou op een kampong wonen. Otto wil zijn zoon niet erkennen, omdat de moeder een huishoudster is waar Otto ooit een verhouding mee heeft gehad. Otto besluit de brieven aan Léonie te laten lezen. Zij wordt er bang van en snapt niet hoe de geruchten naar buiten zijn gekomen. Om de kwade geesten en de bevolking gerust te stemmen, vraagt Léonie aan Otto om in te stemmen met de inlandse gebruiken en alsnog een sedeka (een offermaal) te organiseren voor de nieuwe waterput. Otto stemt er niet mee in. Dan vinden er weer onverklaarbare gebeurtenissen plaats. Léonie en Theo horen herhaaldelijk het gehuil van kleine kinderen en er wordt een steen in het huis van Otto en Léonie gegooid. Ook Doddy en Addy worden tijdens een wandeling met stenen bekogeld. Léonie denkt dat de onverklaarbare gebeurentissen het gevolg zijn van haar verhouding met Theo en wordt steeds banger. Ze vindt het eng om in het donker alleen te zijn en wil zo snel mogelijk bij Theo weg om vroeg thuis te zijn, zodat ze zich kan baden. Haar ontmoeting met Theo blijkt echter langer te duren dan verwacht en ze moet baden in het donker. Als ze klaar is en zich wil afdrogen, wordt ze vanuit alle hoeken van de badkamer bespat met bloed. Léonie is vreselijk bang, maar wil niet dat Otto weet wat er gebeurd is. Ze gaat bij kennissen logeren in Soerabaia. Doddy gaat bij de familie de Luce wonen en ook Theo en het personeel van de resident vertrekken. Otto blijft alleen achter.

De resident blijft nuchter onder de omstandigheden en laat de zaak rond de badkamer onderzoeken. De badkamer wordt afgebroken, het huis wordt schoongemaakt en Otto gaat met de reeds ontslagen resident praten. Hierna lijkt de stille kracht verdwenen. Léonie keert terug naar Otto, maar blijft bang. Ze beëindigt haar relatie met Theo, omdat ze nog steeds van mening is dat hun affaire de oorzaak van de stille kracht is. Léonie blijft omgaan met Addy, dit maakt zowel Theo als Doddy erg jaloers. Léonie is op haar beurt jaloers op Doddy en is nog steeds zenuwachtig en bang. Ze wil naar Parijs vertrekken. Ze vraagt Addy met haar mee te gaan, maar hij weigert. Otto ziet dat Addy en Léonie samen zijn, daarom verzint Léonie dat Addy vraagt om hij met Doddy mag trouwen. Otto stemt er mee in, maar wantrouwt Léonie. Ze scheiden en Léonie vertrekt alleen naar Parijs.Ondertussen voelt Otto zich steeds zieker en zwakker worden. Hij begint ook te geloven in de stille kracht. Otto ontdekt van de brieven afkomen van zijn buitenechtelijke zoon. Om het geheim in stand te houden geeft hij si-Oudijck geld.Eva en Onno Eldersma vertrekken naar Europa. Eva wil voor haar vertrek afscheid nemen van Otto. Ze praten over de stille kracht en Otto erkent het bestaan ervan. Ze zien een groep hadji’s en achter hen grijnst een grote witte hadji, omdat de stille kracht sterker is gebleken dan de resident. 

Historische achtergrond

De stille kracht behandeld de relatie tussen de Nederlanders en de Indiërs. In het boek komt zowel de relatie tussen het inlandse en koloniale bestuur aan bod als de relatie tussen de Indische burgers en de Nederlandse bevolking in Nederlands-Indië. Het boek is uitgegeven in 1900, daarom richt ik mij op de hier aan voorafgaande periode.
Achtergrond informatie

Rond 1596 kwamen de eerste Nederlandse schepen naar de archipel die wij nu kennen als Indonesië. De Nederlanders richtten in 1602 de VOC op, de Verenigde Oost-Indische Compagnie, een particuliere Nederlandse handelsonderneming met een monopolie op de overzeese handel tussen Nederland en het gebied ten oosten van de Kaap de Goede Hoop en ten westen van de Straat Magellaan. Met de stichting van de VOC begint een relatie tussen Nederland en Indonesië die nog lang zal voort duren.

In 1795 gaat de VOC failliet, waardoor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden haar machtspositie in Europa verliest. De Fransen krijgen invloed op Nederland en zo ook op Indonesië. Na de val van Napoleon willen de Engelsen van Nederland een sterk en machtig land maken om een eventuele tweede opmars van de Fransen te voorkomen. Ze geven Nederland een deel van haar VOC bezettingen terug.

In 1816 wordt Van der Capellen aangesteld als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. In Nederland heerste optimisme dat de kolonie voor welvaart zou zorgen, maar de archipel leverde verlies op en de Indische vorsten en regenten verzetten zich tegen de Nederlandse macht. Na de Java-oorlog komt Nederland tot het besef dat er een andere aanpak nodig is om de kolonie winstgevend te maken en opstanden van het inlandse bestuur te voorkomen. In 1830 wordt daarom Johannes van den Bosch aangesteld tot gouverneur generaal, die het cultuurstelsel invoerde.

Het bestuur in Nederlands-Indië

Van Den Bosch voerde een dualistisch bestuursstelsel in. Hierin functioneerden het inlandse en Nederlandse bestuur naast elkaar. Het hoofd van het Nederlandse bestuur, het Binnenlands bestuur, was de gouverneur-generaal. Hij regeerde in naam van de koning en werd voor vijf jaar benoemd. Onder hem stonden de ambtelijke diensten in Batavia en de residenten, die de provincies bestuurden. De provincies waren onderverdeeld in afdelingen, waar assistent-residenten aan het hoofd stonden. Daaronder stonden controleurs. Naast de assistent-resident stond een inlands hoofd met de titel van regent. Regenten waren de hoogste bestuurders van Inlands Bestuur. Zij waren bijvoorbeeld leden van de hoge adel of nakomelingen van vroegere vorstenfamilies. De regenten hadden lagere hoofden onder zich. In praktijk konden regenten hun gang gaan. Ze waren abtenaren in dienst van Nederland, maar ook feodale heersers en dus hoog in aanzien voor de Indonesische bevolking. Dat hun ambt erfelijk was, droeg ook voor een groot deel bij aan deze macht.Na de afschaffing van het cultuurstelsel volgde een periode van politieke onthouding. De buitengewesten kosten Nederland veel geld, daarom besloot van Den Bosch rond 1830 dat het bestuur buiten Java werd overgelaten aan lokale vorsten op voorwaarde dat zij het Nederlandse gezag erkende. Echter hield Nederland de onthoudingspolitiek niet vol. Geleidelijk liet Nederland het gezag in de buitengebieden sterker gelden met als gevolg de Atjeh-oorlog die in 1873 begon. Generaal van Heutz begon een guerrillaoorlog. Toen in 1903 de belangrijkste inheemse leiders zich overgaven, verklaarde van Heutz dat Atjeh was gepacificeerd. Hoewel de oorlog nog tien jaar zou duren, moesten het inheemse bestuur de Korte Verklaring ondertekenen. Hierin beloofden ze zich te onderwerpen aan het Nederlandse gezag, geen betrekkingen met vreemde mogendheden te onderhouden en trouw de regels van het gouvernement na te komen. Op papier hielden de inheemse leiders in ruil voor deze afspraken een zekere zelfstandigheid. In de praktijk waren het de Nederlandse abtenaren die de dienst uit maakten.

De relatie tussen de Nederlanders en de inlandse bevolking

De bevolking van Nederlands-Indië bestond uit drie groepen: de Europeanen ‘Vreemde Oosterlingen’ (onder andere Chinezen, Arabieren en Maleiers) en de inlanders. De Europeanen vormden de maatschappelijke bovenlaag. Deze klasse bestond hoofdzakelijk uit Nederlanders.

Ten tijde van de VOC waren de contacten tussen Nederland en Indië voornamelijk zakelijk en formeel, ze waren namelijk vooral gebaseerd op economie en politiek. Van sociale contacten was nauwelijks spraken. Dit veranderde toen veel Europese mannen, voornamelijk militairen, relaties kregen met Indonesische vrouwen. Doordat ze kinderen van gemengd bloed kregen ontstond er tussen de koloniale bovenlaag en de inlandse bevolking een tussenlaag. Deze Indo-Europeanen (ook wel Indo’s of Indische Nederlanders genoemd) werden als tweederangs Nederlanders beschouwd Vanaf 1892 kregen deze kinderen, op voorwaarde dat ze door hun vader waren erkend, de Nederlandse nationaliteit. Dit zorgde ervoor dat ze zich bij de Europese bovenlaag mochten voegen. Door deze gelijkstelling kregen de Indo-Europeanen meer rechten dan de inlandse bevolking. Zo kregen ze betere banen en een voorkeurspositie als het ging om de invulling van functies voor de Nederlandse overheid.

Vooral door de Indo-Europeanen ontstond er een mengcultuur in Nederlands-Indië. De Nederlanders profileerden zich ten aanzien van de Indonesische bevolking erg Europees, maar binnenshuis werden de inlandse gebruiken over genomen.Na de Atjeh-oorlog en de invoering van de Agrarische wet en de Suikerwet in 1870 veranderde er veel in de onderlinge relaties. Door de nieuwe wetten werd particuliere exploitatie van de kolonie mogelijk. Deze openstelling van de kolonie zorgde ervoor dat er tussen 1880 en 1900 steeds meer Nederlanders naar Nederlands-Indië vertrokken om te kunnen profiteren van de kolonie. Ook de verbetering van het transport droeg hier aan bij. Dankzij de komst van het Suezkanaal daalde de reistijd van vier maanden tot vijf weken. Het aantal Europeanen in Nederlands-Indië verdubbelde hierdoor tot 90 duizend. De kolonisten liepen met hun kennis steeds verder voor op de lokale bevolking. Europa ontwikkelde had zich namelijk sterk ontwikkeld. Een gevolg was dat de nieuwe immigranten uit Nederland zich minder aanpasten aan de lokale bevolking. Een van de oorzaken van het ontstaan van de Indo-Europese bevolkingsgroep was het tekort aan vrouwen van Europese afkomst. Nu er met de nieuwe immigrantenstroom uit Nederland ook meer vrouwen naar Nederlands-Indië gingen de kolonisten zich steeds meer onderscheiden van de autochtone bevolking. De mengcultuur werd door deze twee oorzaken steeds verder naar de achtergrond gedreven. De blanken leefden steeds meer gescheiden van de inheemsen. De cultuur van de bovenlaag van de Indische bevolking werd dan ook steeds sterker Europees van aard.

De jaren 1870 tot 1920 zijn later verheerlijkt als ‘tempo doeloe’, de goede oude tijd waarin de verhoudingen tussen de Europeanen en de Indonesiërs nog goed waren en men ontspannen leefde. In de praktijk was deze tijd echter minder rooskleurig. Veel Javanen kwamen namelijk na de invoering van de Agrarische wet en de Suiker wet in dienst van Nederlandse ondernemers. Deze ‘koelies’ verdienden een zeer laag loon en hadden weinig aanzien. Tegelijkertijd stegen de belastingen zodat de Javanen op deze manier de imperialistische expansie en de uitbreiding van het bestuur te financiëren. De ‘koelies’ woonden in kale barakken zonder sanitaire voorzieningen en medische zorg. De Nederlanders voelden zich superieur en waren uit op winst, de werkomstandigheden van de koelies waren voor hen niet van belang.

Toch waren er ook Nederlanders die opkwamen voor de belangen van de Indonesische bevolking. De leider van de oppositie tegen de liberalen, Abraham Kuyper, schreef in 1879 in het beginselprogramma van de Anti-Revolutionaire partij dat Nederland verplichtingen tegenover Indië had. Het had de voogdij over een bevolking die het moest opvoeden tot meer zelfstandigheid. Deze voogdijgedachte kreeg de overhand toen ook de liberalen haar overnamen. De doorbraak kwam in 1899 (het jaar dat Couperus De stille kracht schreef) met een artikel van de liberaal van Deventer in het gezaghebbende tijdschrift de gids. Volgens Van Deventer had Nederland een ereschuld. Het moest de miljoenen die via het cultuurstelsel uit de kolonie gehaald waren, terugbetalen. Er moesten forse bedragen geïnvesteerd worden in onderwijs en economische ontwikkelingen van de inheemse bevolking. Het was geen toeval dat dit pleidooi juist rond deze tijd kwam. In Nederland kwam tijdens het eind van de negentiende eeuw een eind aan het liberale beleid van staatsonthouding en werd een begin gemaakt met sociale wetgeving. In 1901 nam de tweede kamer de conclusies van Deventer dan ook over en Abraham kyper, die in dat jaar president werd, nam ze op in zijn eerste Troonrede. Daarmee werd de Ethische Politiek het officiële beleid. 

Koppeling aan het boek

In De stille kracht wordt het bestuur in Nederlands-Indië beschreven door middel van de verhoudingen tussen de regenten en residenten. Dit komt bijvoorbeeld naar voren wanneer resident Otto van Oudijck de plaatselijke regent ontslaat na openbaar dronkenschap. De inlandse bevolking in ontzet, omdat de regenten voor hen veel aanzien hebben. De relatie tussen de Nederlandse en Indonesische bevolking komt goed naar voren wanneer in het boek wordt geschreven over het negeren van de plaatselijke gebruiken. Het negeren hiervan is een voorbeeld van het langzaam verdwijnen van de mengcultuur. Ook laat Couperus in het boek de intenties van de Nederlanders aan bod komen. Hij laat de lezer weten dat de Nederlands uit zijn op geld en geen rekening houden met de wensen van de inlandse bevolking. Zijn mening komt het sterkst naar voren in het laatste hoofdstuk waar hij schrijft: “Arm Indie…wat schelden ze er niet op. Het land kan het toch niet helpen, dat er Kaninefaten op zijn grond zijn gekomen, barbaarse veroveraars, die maar rijk willen worden en weg…En als ze dan niet rijk worden…dan schelden ze: op de warmte, die God het van den beginne gegeven heeft…op het gemis aan voedsel voor ziel en geest…Ziel en geest van de Kaninefaat.” 
Hoewel Couperus dus duidelijk laat zien dat de bevolking van Nederlands-Indië wordt uitgebuit, schrijft hij De stille kracht niet om te activeren. Het boek legt vooral de cultuur van Indië en de bijbehorende gebruiken vast. Hoewel het boek fictie is, geeft het naar mijn mening een goed beeld van de reeds beschreven historische achtergronden. Om deze reden ben ik van mening dat De stille kracht een belangrijk historisch werk is dat op iedere Nederlandse boekenplank thuis hoort. 

Bronnen

Couperus, Louis, De stille kracht, Athenaeum-Polak & Van Gennep, twaalfde druk, juni 2013

Verkuil, D ,Geschiedeniswerkplaats: de koloniale relatie tussen Nederland(ers) en Nederlands-Indië, Noordhoff Uitgevers B.V, september 2006

Vos, Kirsten, Koloniale geschiedenis: Nederlands-Indië, gepubliceerd: 13 augustus 2012, geraadpleegd: maart 2014, http://www.indisch3.nl/,



dinsdag 11 maart 2014

Literatuurgeschiedenis periode 3

Literatuurgeschiedenis

1 Leg uit waarom en hoe imaginaire reisverslagen in dienst stonden van de Verlichting. Imaginaire reisverslagen waren verhalen waarin de verlichters konden schrijven over hun ideale wereld. 
2 Waarom kozen verlichte schrijvers volgens jou voor een onbewoond eiland om iemand een nieuw bestaan te laten opbouwen? Je kunt wegvluchten van je huidige leven en je idealen nastreven op een plek waar je met schone lei kunt beginnen.  

1 Leg in enkele zinnen uit wat een spectator is. Een spectator is een type tijdschrift met verhalen en nieuws, geschreven door een toeschouwer. 
2 Een van de tijdschriften van Weyerman draagt als titel Den ontleeder der gebreken. Leg uit wat Weyerman met deze titel bedoeld kan hebben.  'De ontleder van gebreken', iemand die gebreken ontleed en van verschillende kanten bekijkt. 

1 Waarom bloeit het toneelleven in de Noordelijke Nederlanden minder dan in de Zuidelijke Nederlanden? In de Zuidelijke Nederlanden was meer respect en belangstelling voor toneel. 
2 Waarom waren burgerlijke treurspelen modern? Omdat ze de problemen in het leven van de bevolking beschreven.

1 Welk soort mensen speelt de hoofdrol in populair proza? Mensen uit alle lagen van de bevolking. 
2 Avonturenromans als De Amsterdamse lichtmis, De ongelukkige levensbeschryving van een Amsterdammer en De Kloekmoedige land- en zeeheldin laten zien dat de achttiende eeuw misschien wel niet zo verlicht was als doorgaans wordt gedacht. Leg uit. De personages hebben ook hun mindere kanten. Ook slechte eigenschappen worden behandeld in de verhalen. 
3  Lees het tekstfragment uit De Amsterdamse lichtmis. Valt er iets van moraal, van gewetenswroeging bij de twee vrienden te bespeuren? Kun je je voorstellen dat niet iedereen, de literaire kritiek bijvoorbeeld, of dominees, blij was met dit soort avonturenromans? Leg uit. In het verhaal stond de godsdienst niet centraal. Er werden eigenschappen naar voren gebracht die absoluut niet bij een held horen en dit kon mensen aansporen tot een leven op het slechte pad. 

1 Wat zijn de voordelen van literatuur in de vorm van een gesprek? Zo kun je de echte literaire opvatting van iemand achterhalen. 
2  Leg uit hoe het kan dat juist doden geschikt zijn om de actualiteit te becommentariëren. Zij worden niet vervolgd voor wat zij zeggen en denken. 
1 De briefroman wordt ook wel aangeduid als roman-nieuwe stijl. Wat is nieuw aan de briefroman? In de briefroman werden je gedachtes uitgewerkt en vooral gevoelens geuit. 
2 Waarom zijn brieven zo geschikt om een verhaal te vertellen? Brieven zijn geschikt om een verhaal te vertellen, omdat het een uitwisseling is van gevoelens tussen twee of meerdere personen.