maandag 2 juni 2014

Willem Jan Otten


Samenvatting

De tekst is een dankwoord van Willem Jan Otten dat hij schreef omdat hij de P.C. Hooftprijs voor zijn beschouwende werk heeft gekregen. In dit dankwoord stelt hij dat De essayistische zucht gaat gepaard met het verlangen om gedachten te delen, te ontlokken en te genereren. Het is de voortzetting van de voortplanting met andere middelen. Hoe waarachtiger de essayist is, des te volmondiger zal hij erkennen dat hij het ’ergens’ vandaan heeft. Hij zal het nooit helemaal zelf hebben bedacht.
Augustinus is begonnen met zich schrijvend te richten tot degene die hem aan het lezen is terwijl hij schrijft. In zijn dankwoord richt Willem Jan Otten zich ook tot de lezer en bedankt u.

Eigen mening

Ik ben het er mee eens dat ideeën nooit vanzelf komen. Wanneer iemand iets schrijft of onderzoekt zal hij dit altijd baseren op wat die persoon al kent, wat hij weet. Zelfs uitvindingen zijn niet aan één persoon toe te kennen. Ze zijn weliswaar door één persoon bedacht, maar altijd geïnspireerd door de omgeving. Ik vind het erg eerlijk van Willem Jan Otten dat hij dit toegeeft, aangezien het een dankwoord betreft. Hij had er voor kunnen kiezen alle eer naar zich zelf toe te trekken, maar gelukkig heeft hij dit niet gedaan.

Wat betreft het wenden tot de lezer kan ik niet ontkennen dat je je als lezer gevleid voelt wanneer een schrijver zich tot jou wendt. Het voelt persoonlijker en aangezien de mens graag persoonlijk aangesproken voelt, is het naar mijn mening een goede kwaliteit van een schrijver als hij de lezer met u aanspreekt.